Nee, ik ben nog steeds in Japan, in Tokyo in de wijk Ginza om precies te zijn. Het is een hele dure wijk en op zoek naar een lekker & betaalbaar eettentje, kwam ik terecht bij een Indiaas restaurant. De Aloo Gobi was heerlijk pittig en het naanbrood was zo’n grote lap dat ik vroeg of ze een deel konden inpakken. En zodoende ontbijt ik met naan & koffie. De koffie ‘zet’ ik zelf. Op elke hotelkamer is een waterkoker en ze hebben dit handige filterkoffie-systeem:
Dat ik begin met schrijven over ontbijten in plaats van over deze wereldstad, is illustratief voor hoe ik me hier voel. Het is zoooo groot, zooooveel, van weeromstuit
zoek ik het knusse en kleine op. Gisteren heb ik wel flink wat kunnen zien. Lopend vanuit mijn vorige hotel ben ik via de Tokyo Skytree naar het hoofdkantoor van Asahi gelopen. Asahi is een groot biermerk, ik heb al veel van hun bier geproefd (de dry-variant vind ik het lekkerst) en op de 22e verdieping is een cafeetje waar ik om 11 uur ‘s ochtends een gingerale bestel, nog maar even geen echt bier 😉. Het uitzicht over de stad is prachtig:
Vanaf daar loop ik naar de Sensõ-ji tempel. Wát een massa mensen zijn hier. In Koyasan ben ik verwend geraakt om de tempels in alle rust te kunnen bekijken en ik mis nu ook de verhalen van Sachiko en Yumi en hun gewoonten bij een tempelbezoek. In plaats van de totaalbeleving speur ik naar de schoonheid van de details en valt mijn oog op de lampionnen en deze Boeddha:
Ik blijf niet lang bij de tempel, pak vanaf station Asakusa de metro naar Akihabara, het centrum van animé en electronica shopping. Over prikkels gesproken 😂, ik doe een indruk op, fotografeer wat straatbeelden en noteer wat prijzen van go-pro’s voor zoonlief en vervolg mijn weg terug naar het hotel.
Onderweg op een station eet ik een broodje worst met ketchup en mosterd. Een wereldstad maakt ook andere eetgewoonten los zal ik maar zeggen. Van hotel wisselen is aan de ene kant gedoe, maar geeft in een stad als Tokyo wel een mooie kans om weer een ander stuk van de stad van dichtbij te verkennen. Bij aankomst plof ik eerst een uur neer, ga dan aan de wandel in Ginza. Wat een andere sfeer weer, alles glimt, is chique en duur.
Het eten bij de Indiër is behalve lekker, ook gezellig. Twee obers komen om de beurt met me kletsen. Hun verhalen zijn niet bijster consistent: volgens de één is het makkelijk om als moslim in Japan te leven omdat het meeste eten halal is, volgens de ander is hier niks halal. Het is misschien symbolisch voor mijn eigen inconsistentie ten opzichte van Tokyo: deze stad fascineert me, maar is me ook téveel, té groots. Ik boek een hotel voor de komende twee nachten in Nagano, ik heb zin in frisse berglucht en natuur. Maar voor ik vertrek ga ik nog een wandeling maken in de tuinen van het keizerlijk paleis, om ook Tokyo de kans te geven me haar groene kant te laten zien.